Afsturen (to do) conjugation

Dutch
17 examples

Conjugation of afsturen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stuur af
I do
stuurt af
you do
stuurt af
he/she/it does
sturen af
we do
sturen af
you all do
sturen af
they do
Present perfect tense
heb afgestuurd
I have done
hebt afgestuurd
you have done
heeft afgestuurd
he/she/it has done
hebben afgestuurd
we have done
hebben afgestuurd
you all have done
hebben afgestuurd
they have done
Past tense
stuurde af
I did
stuurde af
you did
stuurde af
he/she/it did
stuurden af
we did
stuurden af
you all did
stuurden af
they did
Future tense
zal afsturen
I will do
zult afsturen
you will do
zal afsturen
he/she/it will do
zullen afsturen
we will do
zullen afsturen
you all will do
zullen afsturen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afsturen
I would do
zou afsturen
you would do
zou afsturen
he/she/it would do
zouden afsturen
we would do
zouden afsturen
you all would do
zouden afsturen
they would do
Subjunctive mood
sture af
I do
sture af
you do
sture af
he/she/it do
sture af
we do
sture af
you all do
sture af
they do
Past perfect tense
had afgestuurd
I had done
had afgestuurd
you had done
had afgestuurd
he/she/it had done
hadden afgestuurd
we had done
hadden afgestuurd
you all had done
hadden afgestuurd
they had done
Future perf.
zal afgestuurd hebben
I will have done
zal afgestuurd hebben
you will have done
zal afgestuurd hebben
he/she/it will have done
zullen afgestuurd hebben
we will have done
zullen afgestuurd hebben
you all will have done
zullen afgestuurd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgestuurd hebben
I would have done
zou afgestuurd hebben
you would have done
zou afgestuurd hebben
he/she/it would have done
zouden afgestuurd hebben
we would have done
zouden afgestuurd hebben
you all would have done
zouden afgestuurd hebben
they would have done
Present bijzin tense
afstuur
I do
afstuurt
you do
afstuurt
he/she/it does
afsturen
we do
afsturen
you all do
afsturen
they do
Past bijzin tense
afstuurde
I did
afstuurde
you did
afstuurde
he/she/it did
afstuurden
we did
afstuurden
you all did
afstuurden
they did
Future bijzin tense
zal afsturen
I will do
zult afsturen
you will do
zal afsturen
he/she/it will do
zullen afsturen
we will do
zullen afsturen
you all will do
zullen afsturen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afsturen
I would do
zou afsturen
you would do
zou afsturen
he/she/it would do
zouden afsturen
we would do
zouden afsturen
you all would do
zouden afsturen
they would do
Subjunctive bijzin mood
afsture
I do
afsture
you do
afsture
he/she/it do
afsture
we do
afsture
you all do
afsture
they do
Du
Ihr
Imperative mood
stuur af
do
stuurt af
do

Examples of afsturen

Example in DutchTranslation in English
Als ik het niet deed, zou hij één van zijn jongens op je afsturen.He said if I didn't do it, he was going to get one of his boys to take you out.
Een zak over mijn hoofd doet, me naar een geheime gevangenis brengt en me laten rukken of een hond op mijn naakte reet afsturen.Put a bag on my head, take me to some secret jail and have me jerk off a stand or they stick a dog on my nacked ass!
Het kan een leger op ons afsturen.It could bring a whole army down on our heads.
Hij zal haven honden op onze lading afsturen.He's gonna sic port dogs on our shipment.
Hoe kun je nu iemand die je niet kent op mij afsturen ?How could you do that, Ted? How could you have some guy you don't even know spy on me?
Blijf van het stuur af.- What are you doing ? - I'm dropping you off. - No you won't !
Je bent een spionne die op mij afgestuurd werd om van mij te stelen.What have I done? You're a spy, sent to steal from me.
Als je er zoveel op afstuurt vergeet dan 1 ding niet- You send that many, don't forget...
Ben ik een hond, dat u een kind op mij afstuurt?GOLIATH: Is Goliath a dog that you send a boy to meet him?
Hoeveel hoge omes hij ook op me afstuurt.I don't give a crap how many suits he sends overe.
Ik verwittig Bonnie zodat ze niet per ongeluk de politie op je afstuurt.- I'll be quick. I'll let Bonnie know, so she doesn't accidentally call the cops on you.
Ik waardeer het niet als een bekende moordenaars op me afstuurt.I don't appreciate it when someone I know sends killers after me.
Als ik Eric op je afstuurde.Let's say that I did send Eric after you.
Freddy wist niet dat je zijn vrouw en broer op hem afstuurde?freddy didn't know you hired his wife and brother to get to him? Know? Absolutely not.
Of beter gezegd ik was een man van de wet, totdat deze man, zijn dierbare overleden vader, een leger van advocaten op mij afstuurde en een dansje deden op mijn reputatie, of niet?Or at least I was an officer of the law, until this man's dearly departed father set an army of solicitors upon me, and they did a dance on my reputation, did they not? You ruined your own career.
Verax wist niet met wie ze te doen hadden toen ze die kerels op jou afstuurden bij dat schuiladres.Verax didn't know who they were messing with When they sent these guys after you at that safe house.
Wat heb ik ontdekt dat ze hun beste man op me afstuurden?"What did I stumble on that has them so rattled... that they'd send over their top guy?"

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanturen
do
afgluren
do
afkeuren
disapprove
afsmeren
smear
afsporen
do
afstaren
do
afsteken
contrast
afstelen
do
afstoken
do
afstomen
steam
afstoten
repel
afstoven
do
afstuwen
do
besturen
pollinate
insturen
do

Similar but longer

afstuderen
do

Random

afrijden
ride off
afschakelen
put down
afschudden
shake off
afstikken
do
afstompen
do
afstraffen
punish
afstuiven
blow off
afstuwen
do
aftuigen
do
afvallen
lose weight

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.