Denonceren (to fink) conjugation

Dutch

Conjugation of denonceren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
denonceer
I fink
denonceert
you fink
denonceert
he/she/it finks
denonceren
we fink
denonceren
you all fink
denonceren
they fink
Present perfect tense
heb gedenonceerd
I have finked
hebt gedenonceerd
you have finked
heeft gedenonceerd
he/she/it has finked
hebben gedenonceerd
we have finked
hebben gedenonceerd
you all have finked
hebben gedenonceerd
they have finked
Past tense
denonceerde
I finked
denonceerde
you finked
denonceerde
he/she/it finked
denonceerden
we finked
denonceerden
you all finked
denonceerden
they finked
Future tense
zal denonceren
I will fink
zult denonceren
you will fink
zal denonceren
he/she/it will fink
zullen denonceren
we will fink
zullen denonceren
you all will fink
zullen denonceren
they will fink
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou denonceren
I would fink
zou denonceren
you would fink
zou denonceren
he/she/it would fink
zouden denonceren
we would fink
zouden denonceren
you all would fink
zouden denonceren
they would fink
Subjunctive mood
denoncere
I fink
denoncere
you fink
denoncere
he/she/it fink
denoncere
we fink
denoncere
you all fink
denoncere
they fink
Past perfect tense
had gedenonceerd
I had finked
had gedenonceerd
you had finked
had gedenonceerd
he/she/it had finked
hadden gedenonceerd
we had finked
hadden gedenonceerd
you all had finked
hadden gedenonceerd
they had finked
Future perf.
zal gedenonceerd hebben
I will have finked
zal gedenonceerd hebben
you will have finked
zal gedenonceerd hebben
he/she/it will have finked
zullen gedenonceerd hebben
we will have finked
zullen gedenonceerd hebben
you all will have finked
zullen gedenonceerd hebben
they will have finked
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedenonceerd hebben
I would have finked
zou gedenonceerd hebben
you would have finked
zou gedenonceerd hebben
he/she/it would have finked
zouden gedenonceerd hebben
we would have finked
zouden gedenonceerd hebben
you all would have finked
zouden gedenonceerd hebben
they would have finked
Du
Ihr
Imperative mood
denonceer
fink
denonceert
fink

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

annonceren
announce
renonceren
renounce

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

deinen
heave
delegeren
delegate
demagnetiseren
demagnetize
demonstreren
demonstrate
denken
think
denomineren
do
denoteren
denote
depanneren
do
dereguleren
depute
destaliniseren
design honor

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'fink':

None found.